Gemakshalve delen we de werkwoorden in twee groepen:
A Sterke werkwoorden.
Dit
zijn werkwoorden die van klinker veranderen als je ze van tegenwoordige- in
verleden tijd zet. Daar moet je dus sterk voor zijn!
Kijk->
keek
Zwem->
zwom
Beweeg->
bewoog
Met
deze groep heeft vrijwel niemand problemen!
B
Zwakke
werkwoorden.
Dit
zijn de overige werkwoorden en veranderen dus niet van klinker. Zwakjes zullen
we maar zeggen!
Voor
deze groep geldt altijd:
ik-vorm
+de(n)
ik-vorm
+te(n)
Voor
de vervoeging van deze werkwoorden gebruiken we de beroemde
KOFSCHIPTAXI*
(letter
o, i, a, doen niet mee!)
*Sommigen gebruiken 'T KOFSCHIP OF ’T FOKSCHAAP ( letter o, a, doen dan niet mee!)
Truc:
neem de derde letter van achteren van het hele werkwoord. Staat die letter in
KOFSCHIPTAXI zet dan te(n) achter de ik-vorm. Staat die letter er niet in, zet dan
de(n) achter de ik-vorm.
surfen-surfte
( 3e letter van achteren is de f, staat in ’t kofschip =
ik-vorm
+ te)
trainen-trainde (3e letter van achteren is de n, staat niet in ’t kofschip = ik-vorm + de)
Let op!!!
Voor de vervoeging van werkwoorden van Engelse herkomst geldt voortaan de volgende regel:
Hierbij de volgende aantekeningen:
Kortweg:
Als de derde letter van achteren van het hele werkwoord niet eindigt op één van de medeklinkers uit
kofschiptaxi schrijf je ik-vorm+ de(n).
Kijk hier voor meer uitleg over vervoeging van Engelse werkwoorden.
oefenen sterke ww.
oefenen zwakke ww.
oefenen 1