Tips om een werkstuk te maken

Om je te helpen bij het maken van een werkstuk staan hieronder aanwijzingen.
Lees ze goed door, hopelijk heb je er iets aan!

1.    Zoek een onderwerp dat je interesseert. Je kunt zoeken in:
- informatieboekjes en informatiemappen op school of in de bibliotheek
- studieboeken van thuis of de bibliotheek
- informatiefolders (bijv. uit het museum, het postkantoor, van je vakantie,
  bij de VVV)
- internet (bijv. www.dwk.nl of werkstuk.startkabel.nl)

2.    Maak een woordveld van je onderwerp. Wat weet je al?
Schrijf dit in losse woorden op.

3.    Verzamel zoveel mogelijk informatie over je onderwerp. Zoek in:
- boeken thuis
- boeken en mappen uit de bibliotheek
- informatieboekjes en folders in het documentatiecentrum op school
- tijdschriften
- vraag informatie aan bij organisaties/bedrijven die met je onderwerp te maken   hebben
- via internet (op de pagina www.netwijs.nl kun je je onderwerp intypen in de zoekmachine)

4.    Schrijf in de inleiding waarom je voor dit onderwerp gekozen hebt en hoe je er zelf over denkt.

5.    Maak een hoofdstukindeling met behulp van je woordveld en de gevonden informatie.

6.    Schrijf de hoofdstukken eerst in het klad. Gebruik je eigen woorden, schrijf je informatie niet letterlijk over uit het boek of m.b.v. ‘knippen en plakken’ van internet. Lees het zelf na, maar laat je familie je helpen of vraag hulp aan je leerkracht.

7.    Verzamel plaatjes, kaartjes en foto's.

8.    Schrijf of typ je werkstuk daarna in het net.

9.    Verdeel de tekst goed over de bladzijde. Denk aan plaatjes tussen de tekst.

10. Noteer al de gebruikte boeken en informatie op een boekenlijst  achter in je werkstuk. Denk aan de titels en de schrijvers.

11. Maak een mooie kaft met daarop in ieder geval de titel. Rechts onderaan: voor- en achternaam en klas.

12. Maak een titelbladzijde (de bladzijde na de kaft). Hierop staat de titel van je werkstuk en weer rechts onderaan je naam, de datum waarop je je werkstuk inlevert. Ook de naam van je leerkracht komt hierbij te staan.

13. Maak nu een inhoudsopgave. Dit kan pas als je werkstuk af is en als je de bladzijdes hebt genummerd. Het is een lijst met de titels van de hoofdstukken met hierachter het bladzijdennummer waarop ze beginnen.

14. Kijk je werkstuk goed na voordat je het inlevert. Denk aan de goede volgorde, de nummering van de bladzijdes en eventuele spellingfouten.

15. Nu kun je met een gerust hart je werkstuk inleveren!

Veel succes met je werkstuk!