Achtergrond informatie over gedichten klas 1

 

Voor dichters is niet alleen de inhoud van de tekst belangrijk, maar ook de vorm waarin hij gegoten is. Dat geldt voor prozaschrijvers natuurlijk ook wel, maar voor dichters geldt dat in veel sterkere mate. Dichters hebben de neiging veel te vertellen in weinig, goed gekozen woorden. Gedichten heten niet voor niets 'gedichten': ze zijn 'gedicht' en moeten door de lezer 'geopend' worden.

 

Deze regels zijn vaak gegroepeerd in strofen.

 

Strofenbouw

Zoals prozateksten zijn ingedeeld in alinea's, zijn poëzieteksten (vaak) ingedeeld in strofes. Het is net zoiets als bij popsongs waar je de liedjes verdeeld in coupletten en refreinen. Zo'n couplet of refrein heeft dan telkens weer hetzelfde aantal regels. Gedichten bestaan uit versregels. Alle woorden die op één regel staan, noemen we een versregel. In de poëzie hebben ze daar uiteraard namen voor bedacht:

Distichon: een strofe van twee regels

Terzine: een strofe van drie regels

Kwatrijn: een strofe van vier regels

Quintet: een strofe van vijf regels

Sextet: een strofe van zes regels

Septet: een strofe van zeven regels

Octaaf: een strofe van acht regels

Sommige dichtvormen bestaan uit een vaststaand aantal regels. De belangrijkste worden hieronder behandeld:

Sonnet: Deze dichtvorm bestaat al sinds de dertiende eeuw en is afkomstig uit Italië (Dante, Petrarca). Een sonnet bestaat uit veertien regels die in vier strofen zijn verdeeld. Twee strofen van vier versregels (twee kwatrijnen, samen het octaaf) en twee van drie versregels (twee terzines, samen het sextet). Na het octaaf komt er een chute, d.w.z. een duidelijke verandering in de inhoud. Het rijmschema van een sonnet is: abba abba cdc dcd.

Ballade: Oorspronkelijk een gedicht van drie strofen van elk acht tot twaalf versregels met aan elke strofe een 'envoi'(soort refrein). Later is de ballade de aanduiding geworden van alle verhalende gedichten over heldendaad en liefdesleed.

Ode: Een lofdicht. In de ode wordt een held, jubilaris, trouwe echtgenoot enz. bezongen.

Hymne: Ook een lofdicht, maar dan aan God of een godheid.

Satire: Een spottend gedicht.

Epigram: Wordt ook wel 'puntdicht' genoemd. Een puntig, kort gedicht met een geestige slot. Vaak bevat een epigram een woordspeling.
Hier ligt Gijs van Amerongen
In de grond geen kwade jongen

Limmerick: Een gedicht bestaande uit vijf versregels met als rijmschema aabba. Vaak is het laatste woord uit de eerste versregel een plaatsnaam.

Kinderopvang

Een behoudende man uit St. Gallen
vond kindercrèches maar stallen
'Kinderopvang', zei hij
'is niet voor mij,'
'maar voor hen die hun kind laten vallen'

 

Rijm is klankovereenkomst. De rijmende klanken moeten vanzelfsprekend niet te ver van elkaar afstaan.

Je kunt rijm op twee manieren indelen:
1 naar de plaats waar de woorden rijmen;
2.naar de klanken die met elkaar overeenkomen

 

Rijmindeling naar de plaats:

Eindrijm

Rijmen de woorden aan het eind van een versregel dan spreek je van eindrijm

Hoe ik mijn haar ook kam, bij kaars- of neonlicht:
Wat er ontstaat is nooit een eigentijds gezicht

of:

Op zes insektjes

Er liepen op een brug te Bommel
drie kleine kindjes van een hommel
en vrolijk stappend aan hun zij
ook nog drie kindjes van een bij.
Die kleintjes moesten alle zes
naar bijles en naar hommelles.

Kees Stip

Binnenrijm
Binnen één versregel staan meerdere volrijmen:
Ik ben geboren uit zonnegloren

Middenrijm
De rijmklanken staan in het midden van twee opeenvolgende regels, min of meer onder elkaar:
Als ik loop over de straat
En dan hoop dat jij gaat

Voorrijm of beginrijm
Aan het begin van twee opeenvolgende regels staan volrijmen:
Ruisende wanden en schitterende zalen
Bruisende beken en rammelende schalen

Overlooprijm
Het laatste woord van een versregel rijmt op het eerste woord van de volgende versregel:
Heer Schimmelpenninck weet van sparen
Jaren at hij boter, vlees noch vis

Dubbelrijm
Een vorm van eindrijm, waarbij aan het einde van twee versregels niet één, maar twee rijmklanken staan:
Komt ooit een ware leeuw rechtstreeks op u aan
Dan is 't beste om maar regelrecht uit den weg te gaan
Doch niet als hij opgezet of dood is
Daar er in dat geval volstrekt geen nood is

Rijmindeling naar de klanken die met elkaar overeenkomen:

 

Rijmschema's

De rijmklanken aan het eind van de versregels staan vaak in een bepaalde volgorde. Die volgorde noemen we het rijmschema.
Bij eindrijm in een gedicht met strofes wordt vaak een bepaalde volgorde aangehouden van de rijmklanken. Er bestaan verschillende rijmschema's:
(de letters a, b, c, d, f staan voor verschillende rijmklanken.)

Er zijn nu eenmaal van die dagen (a)
Dat men de briefbesteller haat (b)
En 't wandelend publiek op straat (b)
Met stokken uit elkaar wil jagen (a) (omarmend rijm)

Ik haat vandaag de groenteman (c)
En alle wezens in het huis (d)
Die nare kat van Kooi incluis (d)
Die het toch ook niet helpen kan (c) (omarmend rijm)


De volgende rijmschema's voor vierregelige strofes kunnen worden onderscheiden:

Slagrijm: a a a a b b b b

Gekruist rijm: a b a b c d c d

Bijvoorbeeld:

 

Gedicht

A Opwindend was het en intiem
B Zoals je die massage gaf
A Maar wat je nu doet met mijn riem
B Daar zakt mijn broek toch wel van af

Frank van Pamelen
 

Omarmend rijm: a b b a c d d c

Bijvoorbeeld:

Er zijn nu eenmaal van die dagen (a)
Dat men de briefbesteller haat (b)
En 't wandelend publiek op straat (b)
Met stokken uit elkaar wil jagen (a) (omarmend rijm)

Ik haat vandaag de groenteman (c)
En alle wezens in het huis (d)
Die nare kat van Kooi incluis (d)
Die het toch ook niet helpen kan (c) (omarmend rijm)

Gepaard rijm: a a b b c c d d

Op een aalscholver

A Aalscholvers denken allemaal:
A “Kun je nog scholven, scholf dan aal.
B Doch door de golven diep bedolven
B wil weinig aal zich laten scholven.
C Zo scholft zo 'n beest zich uit de naad
C
terwijl het woord niet eens bestaat.

Kees Stip

 

Gebroken rijm: a b c b d e f e of: a b a c d e d f

Voor drieregelige strofes:

Verspringend rijm: a b c a b c d e f d e f

Kettingrijm: a b a b c b c d c d e d

 

Hoewel een gedicht vaak rijmt, is rijm geen kenmerkend onderscheid voor een gedicht. Moderne dichters kiezen vaak voor een vrije vorm.
Als er in gedichten geen eindrijm voorkomt, spreken we van blanke verzen.