Onderdeel Nederlands


We hebben het thema ontdekt. Wij gaan nu ook terug in de tijd……

Stap 1

Lang, lang geleden……


Graaf eens diep in je geheugen en denk aan de tijd dat je nog hιιl klein was. Wat weet je er nog precies van? Wat voelde je? Wat zag je? Wat rook je? Wat hoorde je?
Schrijf alles op wat er in je opkomt.

…………………………………………………………………………………………………

Stap 2

Dαt was leuk!


Ga nu eens terugblikken op de tijd dat je wat ouder was, geen baby of peuter meer. Wat was het leukste moment tot nu toe uit je kindertijd? Wat gebeurde er dan? Wat weet je er allemaal nog van? Wat voelde je toen?
Schrijf alles op wat er in je opkomt.

…………………………………………………………………………………………………

Stap 3

Mwoah…minder…


Er is misschien vroeger ook wel eens iets gebeurd wat minder leuk was. Zou je hieraan terug kunnen denken? Wat gebeurde er toen? Wat weet je er allemaal nog van? Wat voelde je toen?
Probeer zo veel mogelijk op te schrijven.

…………………………………………………………………………………………………

Stap 4

De tegenwoordige tijd


Nu weer even terug naar de tegenwoordige tijd. Wie ben je nu? Je naam en je uiterlijk kennen we natuurlijk al wel, maar wat zijn jouw sterke en leuke kanten? Wat zijn de minder sterke kanten van jouw karakter? Wat vind je leuk om te doen en waar heb je een hekel aan? Wat vind je belangrijk om te doen en te zijn en waar hecht je minder waarde aan?
Probeer jezelf zo goed mogelijk te omschrijven.

…………………………………………………………………………………………………

Stap 5

Een blik in de glazen bol


Probeer nu eens naar de toekomst te kijken. Wat wil je bereiken? Wie en wat wil je worden? Probeer verder te denken dan alleen ‘rijk en gelukkig’.
Schrijf alles op wat er in je opkomt.

…………………………………………………………………………………………………

Stap 6

Keuzes maken


Onderstreep of markeer met een gele stift de belangrijkste zinnen / delen van zinnen die je hebt opgeschreven bij stap 1 t/m 4.

Stap 7

Orde op zaken stellen


Schrijf de zinnen die je hebt onderstreept / gemarkeerd bij stap 5 nu als goedlopende, mooie zinnen onder elkaar.

Stap 8

Tips


Lees de TIPS VOOR BEGINNENDE DICHTERS (zie onderaan deze pagina) nu nauwkeurig door.

Stap 9

Woehaa…een gedicht!


Probeer de zinnen van stap 6 om te zetten in een gedicht.

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Stap 10

Bijschaven


Zoals je in de tips hebt kunnen lezen, moet een gedicht eigenlijk een tijdje ‘in de kweek staan’ om er vervolgens nog eens naar te kijken. Het is nu een week geleden dat je je gedicht op papier hebt gezet, kijk er nu nog eens naar. Wil je er iets aan veranderen? Kun je er iets aan veranderen? Laat vooral dingen staan die gewoon recht uit je hart komen!

Stap 11

Klaar!


Schrijf hieronder je definitieve gedicht zoals hij ook op het de website mag komen te staan:

…………………………………………………………………………………………………

Stap 12

Ik zie, ik zie…


Lees je eigen gedicht nu zorgvuldig door en probeer je voor de geest te halen wat voor dingen je hierbij nou ziet. Wat voor beelden komen bij je naar boven als je je eigen gedicht leest? Zie je allemaal kleuren of is het nogal zwart-wit wat je ziet? Zijn het allemaal bloemetjes en bijtjes of vooral steen en beton? Zijn het concrete dingen als een fietspomp, een schoenveter en een oorbel of zie je abstracte dingen als blokken, vakken en strepen?
Schrijf zo veel mogelijk beeldideeλn op.

…………………………………………………………………………………………………

Stap 13

Naar het tekenlokaal


Probeer voor jezelf een mooie balans te maken tussen jouw gedicht en de beelden die je erbij bedenkt. Neem deze  mee naar je volgende tekenles en ga daar aan de slag met het omzetten van jouw gedicht in een beeld.


TIPS VOOR BEGINNENDE DICHTERS



  1. Natuurlijk kun je in ιιn keer een gedicht schrijven en het daarbij laten. Maar je verkeert in goed gezelschap wanneer je het gedicht een paar dagen laat liggen en het daarna nog eens bekijkt. De meeste dichters werken zo. Schrijven is vooral herschrijven. Je kunt jezelf verbeteren door open te staan voor kritiek van jezelf en van anderen.

  2. Een goede manier om te controleren of een gedicht loopt, is voorlezen. Je kunt het gedicht voor jezelf hardop voorlezen of aan een ander laten horen. Op de plaatsen waarop het voorlezen niet meer vanzelf gaat, zou je de tekst kunnen aanpassen. Probeer verschillende oplossingen uit. Stop niet voordat je tevreden bent.

  3. Formuleer liever eerlijk dan mooi. Sommige woorden zijn prachtig en ogen o zo poλtisch, maar staat er wat je wilde zeggen? Precies en helder formuleren is moeilijk. Soms ontdek je pas wat je wilde zeggen, wanneer je verschillende mogelijkheden hebt uitgeprobeerd. De passende woorden dringen zich dan als vanzelf op.

  4. Let speciaal op de beelden die je gebruikt. Waarschijnlijk borrelen ze gewoon op en vind je ze mooi. Toch loont het de moeite om de beelden in je gedicht kritisch te bekijken. Vergeet de rest van het gedicht en lees als een schoolmeester wat er staat. Kloppen de woorden? Is het geen onzin? Een controle die meer inspanning vraagt, is het onderzoek naar de correctheid van het beeld dat je gebruikt. Drukt het beeld uit wat je uitdrukken wilt?

  5. Wees zuinig op wat je niet helemaal begrijpt. Wees ook zuinig op zinnen die min of meer vanzelf komen. Sommige zinnen horen bij het gedicht, al kun je niet uitleggen waarom. Laat die vooral staan.

  6. De volgorde waarin je de zinnen schrijft, hoeft niet meteen de juiste te zijn. Zet de zinnen eens in een andere volgorde. Of laat een zin weg. Hetzelfde geldt ook voor de woorden.

  7. In den beginne was de titel. Zoek een spannende, intrigerende titel. Bekijk in welke verhouding de titel tot het gedicht staat. Thematische titels zijn saaie titels. En dan nog de slotzin. Zorg dat de slotzin geen wens, vraag of verzuchting is. De mooiste slotzin heeft iets raadselachtigs, alsof het gedicht nog net niet af is.
Terug naar vorige pagina